24267 |
voeren |
voederen:
voejere (P219p Jeuk),
voeren:
vujǝrǝ (P219p Jeuk)
|
de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)] || Het aanbrengen van voering. [N 62, 18b; Gi 1.IV, 28; MW]
II-7, III-4-1
|
28819 |
voering, voeringstof |
voering:
vujreŋ (P219p Jeuk),
vujǝreŋk (P219p Jeuk)
|
Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.]
II-7
|
28326 |
voerman |
voerman:
vȳrman (P219p Jeuk)
|
Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
34288 |
voerschep |
scheppan:
sxø̜ppan (P219p Jeuk)
|
Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b]
I-11
|
21134 |
voertuig |
voiture (fr.):
voiture (P219p Jeuk)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voet (P219p Jeuk)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19486 |
voetbankje |
voetbankje:
voetbenkske (P219p Jeuk)
|
Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
vuujtbenkse (P219p Jeuk)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
voetganger (P219p Jeuk)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
voetgebeeje (P219p Jeuk)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|