e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenwormkruid wormkruid: wörmkraad (Jeuk) Boerenwormkruid (tanacetum vulgare 50 tot 120 cm groot. De stengels groeien rechtop; de bladeren zijn geveerd met langwerpige, gezaagde slippen; de bloemen staan in knoopvormige hoofdjes, vele bijeen in een platte tros, straalbloemen ontbreken, geel gek [N 92 (1982)] III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalver: zwɛləvərs (Jeuk) zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boerin bazin: bazin (Jeuk) de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] III-3-1
boertig plat: plat (Jeuk), straf: straf (Jeuk) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boete boete: boete (Jeuk) een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1
bof oorlap: oerlap (Jeuk, ... ) Bof: de ziekte waarbij men een opgezet gezicht krijgt door ontsteking van de oorspeekselklier en zwelling van de lymfevaten (dikoor, smartoor, bof). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
bolderik christusoog: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  Christusoog (Jeuk), ezelsbloem: ezelsbloem (Jeuk), igel: íegel (Jeuk), koeienogen: koeijeoege (Jeuk), muggebloem: muggebloem (Jeuk), nigel: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  nichel (Jeuk), schoonogen: (onderstreept bij de gesuggereerde woorden)  schoonoge (Jeuk), sint-pietersbloem: Sint-Pietersbloem (Jeuk), steekneus: steekneuzen (Jeuk), zwijnsoren: zwijnsoren (Jeuk) Bolderik (agrostemma githago 20 tot 90 cm hoog. De stengels zijn dicht behaard; de bladeren zijn lancetvormig, spits en ongesteeld, tevens dicht behaard; de bloemen zijn lang gesteeld en afzonderlijk groeiend, de kleur is roodviolet met donkere lengtest [N 92 (1982)] III-4-3
bolhamer ronde bolhamel: rǫnǝ bǫlhǭmǝl (Jeuk) In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c] II-11
bolle wangen dikke wangen: dikke wange (Jeuk) Bolle wangen (toetwangen, appel-wangen, volle maan, kakwangen). [N 109 (2001)] III-1-1
bolster van de okkernoot sloester: sloeister (Jeuk), sloester (Jeuk), sloeəster (Jeuk) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7