e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgenteen wis: wis (Jeuk) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
wimpel drapeautje (<fr.): drapeauke (Jeuk) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper haartje: Vgl. 004a !!  heurkes v.d. oogen (Jeuk) lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wind scheet: skeet (Jeuk), veest: vees (Jeuk) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
winderig weer het jaagt fel: ⁄t jug fel (Jeuk) winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)] III-4-4
windstilte kalm weer: kalm (Jeuk), stil (weer): stil (Jeuk), windstil (weer): wendstil (Jeuk) windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
windzuiger ze blaast haar op: zǝ bluǝs ǝr ǫp (Jeuk) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkel winkel: winkel (Jeuk) het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)] III-3-1
winkel drijven commerce (fr.) doen: commerce doen (Jeuk) winkel drijven [N 102 (1998)] III-3-1
winkelhaak kruishout: krø̜jshōt (Jeuk), winkelhaak: weŋkelhōk (Jeuk), weŋkǝlhǭk (Jeuk), winkelhook (Jeuk, ... ) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)] II-11, II-7, III-1-3