33519 |
dauw op vruchten |
dauw:
dauw (P219p Jeuk, ...
P219p Jeuk)
|
Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)]
I-7
|
22128 |
de aankomst van de duif telefonisch melden |
aanmelden:
aanmelden (P219p Jeuk)
|
het telefonisch melden van de aankomst van de duif [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32570 |
de akker bewerken |
labeuren:
labø̜̄rǝ (P219p Jeuk)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|
23256 |
de avond luiden |
de avondklok luiden:
oved klok slug (P219p Jeuk)
|
De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
18898 |
de baas spelen |
beheren:
behieren (P219p Jeuk),
de baas spelen:
de bouws spelen (P219p Jeuk)
|
de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17855 |
de berg afrollen |
aftrullen:
#NAME?
den berg aftrulle (P219p Jeuk),
reddelen:
#NAME?
den berg reddelle (P219p Jeuk)
|
de berg afrollen [ZND 41 (1943)]
III-1-2
|
22558 |
de bezem uitsteken add. |
muizenfeest:
muizefiest (P219p Jeuk)
|
Het feest dat door de kinderen gegeven wordt als vader en moeder uit huis zijn [bezemen, bezem hebben, de bezem uitsteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23888 |
de catechismusles bijwonen |
naar de catechismus gaan:
nò de kattekiessemes gön (P219p Jeuk)
|
De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23892 |
de catechismusles verzuimen |
eruit blijven:
d`raat gebleive (P219p Jeuk)
|
De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24052 |
de communie brengen aan een zieke |
dragen:
drauge (P219p Jeuk)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|