e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de portiuncula-aflaat verdienen portiunculen: perchjoenkele (Jeuk, ... ) De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] || De portiuncula-aflaat, die verdiend kon worden op het Portiunculafeest op 2 augustus [portsiónkela-ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de ring in een kapsule stoppen in het doosje steken: in ’t duske steken (Jeuk) de ring in een ijzeren kapsule stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2
de roepen krijgen roep (zn.): roep (Jeuk) De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
de rozenkrans bidden bij een overledene rozenkrans bidden: Roezenkrans bidde (Jeuk) De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)] III-3-3
de scharen van de ploeg schulpen: skø̜lǝpǝ (Jeuk) De in dit lemma verzamelde termen, die op één na alle meervoudsvormen zijn, kunnen behalve voor de scharen van een wentelploeg ook gebruikt worden als verzamelnaam voor de werkende delen van de ploeg of voor de onderdelen van de combinatie waartoe ook schaar en riester behoren. [N 11, 30 add.; N 11A, 85e + f; div.; monogr.] I-1
de stal uitmesten schoonmaken: sxunmǭkǝ (Jeuk), trekken: trękǝ (Jeuk) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de stuipen hebben stuiptrekken: stuiptrekke (Jeuk, ... ) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)] III-1-2
de toog aankrijgen: toga toog (<lat.): toeg (Jeuk) De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)] III-3-3
de vastgestelde tijden aflezen aflezen: afleejze (Jeuk) het aflezen van de vastgestelde tijden? [N 93 (1983)] III-3-2
de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen inkorven: énkərve (Jeuk) de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2