e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Jeuk

Overzicht

Gevonden: 4999
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donkere metten duistere metten: duistere mette (Jeuk) De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)] III-3-3
dons, nestveren dons: dons (Jeuk), pluis: pluis (Jeuk) dons [ZND 35 (1941)] || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld kapot: znd 23, 022b;  kapot (Jeuk), naar het pieringenland: znd 23, 022b;  no het pieringeland (Jeuk), zo dood als een muis: znd 23, 022b;  heie is zoe doet as een meus (Jeuk) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (adj.) dood: znd 23, 022a;  doeët (Jeuk) dood; hij is - [ZND 23 (1937)] III-2-2
dood (bn.) dood: dôôt (Jeuk) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dôêt (Jeuk) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
dood (zn.) dood: doewd (Jeuk) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2
doodkist doodskist: znd 33, 38;  doeatskis (Jeuk), doedskis (Jeuk), doedskist (Jeuk), zerk: znd 33, 38;  zerk (Jeuk) een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodliggen doodliggen: duu̯tlegǝ (Jeuk) Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31] I-12
doodlopende weg cul-de-sac (fr.): Van Dale (FN): cul-de-sac, doodlopende straat.  koetszak (Jeuk) een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)] III-3-1