e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kort geknipt haar bros: bros (Kanne) Overal kort geknipt hoofdhaar [tieters, stoppelen] [N 114 (2002)] III-1-1
kortademig dempetig: dêmpetig (Kanne), dempig: dêmpig (Kanne) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte broek: er is geen speciale naam  korte broek (Kanne) korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫtmę̄.l (Kanne), kǫtmę̄l (Kanne) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
koster koster: köstər (Kanne) koster [RND] III-3-3
kotelet, ribstuk kotelet: kotə’leͅtə (Kanne) koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koudvuur koudvuur: kaatvuur (Kanne) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2
kous: algemeen hoos: hōs (Kanne) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Kanne), kǭi̯tǝr (Kanne), kǭu̯tǝr (Kanne) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag col (fr.): kul (Kanne) col: (1) kraag van jas; (2) hals van hemd III-1-3