e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lidmaat, ledematen lid, leden: lēt (Kanne) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje liedje: le:sjə (Kanne), le:tsjə (Kanne) liedje [RND] III-3-2
liegen liegen: lēgə (Kanne) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies dun: dęn (Kanne), lies: lēs (Kanne), lēs (Kanne), liesgewricht: lēsgǝvrex (Kanne) De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] I-12, I-9, III-1-1
lieveheersbeestje onzelieveherebeestje: ook in ZND 16, 006  slīvenhīrəbiskə (Kanne) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
ligger ligsteen: lekstę̄.n (Kanne), vaste steen: vastǝ stę̄.n (Kanne) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijnogen ogen: ō ̞gǝ (Kanne) Boven aan de voorploeg van bepaalde karploeg-typen bevindt zich een lat, waarvan de uiteinden zijn voorzien van of eindigen in een ring of schroefvormige krul, waar men de ploeglijn doorheen haalt. Deze "ogen" houden de dubbele ploeglijn gescheiden en voorkomen, dat ze bij het keren onder in de voorploeg verward zou raken of met de grond in aanraking zou komen. Bij een ander (wentel)ploegtype fungeert de brede beugelvormige handgreep van de dieptehefboom als leidselhouder. [N 11, 31.II.j; N 11A, 97j + 98b] I-1
lijnzaadmeel lijzatemeel: lēzǫtǝmɛ̄ǝl (Kanne) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijsterbes lijsterboom: li:stərbo.m (Kanne) lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)] III-4-3
linkerkant van het paard nademekant: nǭdǝmǝkānt (Kanne) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9