e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meubelstuk, meubel meubel: mø&#x0304bəl (Kanne) meubel III-2-1
miauwen miauwen: mi’au.ə (Kanne) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) noen: nóón (Kanne) middag [RND] III-4-4
middagmaal noeneten: noon eten (Kanne) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelvinger middenvinger: middevinger (Kanne) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard lijf: līf (Kanne), romp: ro.mp (Kanne) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden aafbanden: ǭf˱bɛn (Kanne) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenrif middenrif: Zegslieden (1) en (2).  midderif (Kanne) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)] III-1-1
mier beddenzeiker: ook in ZND 08, 152a  beddezeiker (Kanne) mier [ZND 01 (1922)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Kanne) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4