e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
morsen knoeien: knoeje (Kanne) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] III-1-2
mot mot: mot (Kanne) mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
motor moteur: motø͂ͅr (Kanne), p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:  mo`teur (Kanne) motor [RND] || motor (Duits Motorrad) III-3-1
motorfiets moto (fr.): p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:  `motto (Kanne) motor (Duits Motorrad) III-3-1
muil muil: molj (Kanne) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband naafband: ǭf˱bānt (Kanne) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muts: algemeen muts: møts (Kanne) pet, muts, klak [RND] III-1-3
muur muur: mūr (Kanne) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muziek muziek: De muzieker: de fanfare, b.v. de -er zijn daar.  məzi:k (Kanne) Musique: de muziek. III-3-2
muziekinstrument instrument: instrumeent, instremeent (Kanne), instrəme:nt (Kanne), mondmuziekje: moondmeziêkske (Kanne) een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)] || Instrument: muziek-, blaas-. III-3-2