17891 |
morsen |
knoeien:
knoeje (Q188p Kanne)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q188p Kanne)
|
mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
motø͂ͅr (Q188p Kanne),
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
mo`teur (Q188p Kanne)
|
motor [RND] || motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
moto (fr.):
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motto (Q188p Kanne)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
33767 |
muil |
muil:
molj (Q188p Kanne)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
naafband:
ǭf˱bānt (Q188p Kanne)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
møts (Q188p Kanne)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (Q188p Kanne)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
De muzieker: de fanfare, b.v. de -er zijn daar.
məzi:k (Q188p Kanne)
|
Musique: de muziek.
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrumeent, instremeent (Q188p Kanne),
instrəme:nt (Q188p Kanne),
mondmuziekje:
moondmeziêkske (Q188p Kanne)
|
een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)] || Instrument: muziek-, blaas-.
III-3-2
|