18553 |
overjas (alg.) |
paletot (fr.):
Vero.
palto (Q188p Kanne),
pardessus (fr.):
pardəsy (Q188p Kanne)
|
paletot: vrouwenmantel; korte overjas || pardessus: overjas
III-1-3
|
33897 |
overkoot |
doorzakken:
dōrzakǝ (Q188p Kanne)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
recht [eggen]:
rɛ̄.x (Q188p Kanne),
recht op en af [eggen]:
rɛ̄x˱ ǫp˱ ęn ǭf (Q188p Kanne)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|
33051 |
overmouwen |
huistermouwen:
hū.stǝrmǫu̯ǝ (Q188p Kanne)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18388 |
overschoen |
galoche (fr.):
Ook: klomp met bovenste gedeelte uit leder.
galuš (Q188p Kanne)
|
galoche: gummi-overschoen
III-1-3
|
29635 |
paard |
paard:
pi̯āt (Q188p Kanne)
|
[JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18]
I-9
|
33819 |
paard dat met rukken trekt |
rotser:
rǫtsǝr (Q188p Kanne)
|
[N 8, 62r]
I-9
|
33833 |
paard met een scheve heup |
(een) scheve:
šęi̯vǝ (Q188p Kanne)
|
Een paard van ongelijke heuphoogte. Dit gebrek komt meer bij koeien dan bij paarden voor. Zie afbeelding 6. [N 8, 94a]
I-9
|
33885 |
paard met maandelijkse diarree |
maandschijter:
mǭntšītǝr (Q188p Kanne)
|
[N 8, 94d en 94e]
I-9
|
33991 |
paardedeken onder het zadel |
onderhaam:
ǫndǝrhǭm (Q188p Kanne),
onderzadel:
o.ndǝrzǭl (Q188p Kanne),
rijdeken:
ręi̯di.ɛkǝ (Q188p Kanne)
|
Deken die onder het zadel wordt gelegd om de rug van het paard te beschermen. Uit een aantal opgaven blijkt dat daarvoor ook andere materialen zoals kussens, vilt of (plastic) zakken gebruikt worden. Vergelijk ook lemma Onderzadel. [JG 1a, 1b]
I-10
|