26372 |
peilmerk |
peil:
pęjl (Q188p Kanne)
|
Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70]
II-3
|
19400 |
pendule |
pendule:
vero.
pɛ̞ndøl (Q188p Kanne)
|
staande klok met slinger
III-2-1
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
ša.x (Q188p Kanne),
šax (Q188p Kanne)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34103 |
pens |
pens:
pāns (Q188p Kanne)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
de iêshejlige (Q188p Kanne)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24856 |
perzikkruid |
wilweie:
welwiǝ (Q188p Kanne)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne),
møts = zonder klep en voor jongenspet
klak (Q188p Kanne),
muts:
møts = zonder klep en voor jongenspet
møts (Q188p Kanne)
|
claque: pet met stijve klep || pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
pētərsē.li (Q188p Kanne)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19547 |
petroleumlamp |
quinquet:
kø̝ͅŋkɛ (Q188p Kanne)
|
petroleumlamp
III-2-1
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
šōͅl (Q188p Kanne)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|