id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17616 | rechtstaande oren | rechtstaande oren: rä:xtstōͅndə ūrə (Kanne) | oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1 |
18961 | rechtvaardig | rechtvaardig: rechtfijadich (Kanne) | Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)] III-1-4 |
26544 | regelrad | radje: rø̜̄.tšǝ (Kanne), radje van de steen: rø̜̄.tšǝ van dǝ stē̜.n (Kanne) | Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3 |
25171 | regen (alg.) | regen: rengel (Kanne) | regen [ZND 23 (1937)] III-4-4 |
18554 | regenjas | canadienne (fr.): kanadjɛn (Kanne), gabardine (fr.): cfr. imperméable. gabərdin (Kanne), impermable (fr.): ae.pɛrməja:bəl (Kanne) | canadienne: korte imperméable met pels || gabardine: regenmantel || imperméable: regenmantel, regenjas III-1-3 |
30537 | regenpijp | afloopbuis: āflǫwp˱bø̜js (Kanne), kandelbuis: kānžǝlbø̜js (Kanne), regenbuis: ręŋǝlbø̜js (Kanne) | De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9 |
24308 | regenworm | piering: pi:reͅŋ (Kanne), pierling: pīrlenk (Kanne) | pier, aardworm [ZND 14 (1926)] III-4-2 |
19760 | regulateur | regulateur: rēgəlatø͂ͅr (Kanne) | soort hangklok III-2-1 |
17904 | reiken naar | reiken naar: zex rekə (Kanne) | reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2 |
21195 | reis | reis: mərge keump hèr weer van de rièis (Kanne) | Morgen komt hij weer van de reis (terug). [ZND 08 (1925)] III-3-1 |