e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad, bladeren van een plant blad: blǭ.t (Kanne), blader: blǭi̯ǝr (Kanne) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
blaffen blaffen: blafə (Kanne, ... ), keffen: keͅfə (Kanne) blaffen [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2c (1963)] III-2-1
blauwe bosbes bramel: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  brōməl (Kanne) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
blauwe en bruine schimmel blauwe schimmel: blāu̯ǝ šømǝl (Kanne), bruine schimmel: brāu̯nǝ šømǝl (Kanne) De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9
blazen blazen: blōzə (Kanne) blazen [N 10b (1961)] III-1-1
bleek bleek: blêk gezich (Kanne), er es zoe bleek (Kanne) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blijven wachten blijven: blīvə (Kanne) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pi̯ātstan (Kanne) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blikaars steenpuist: steènpöis (Kanne) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker, blik). [N 107 (2001)] III-1-2
bliksemen bliksemen: het bliksem (Kanne, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4