e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwx sneeuw: snĭĕ (Kanne) sneeuw [RND] III-4-4
snijwonde krets: Minder diep.  krets (Kanne), snee: snaoj én de vénger (Kanne), snèèj (Kanne), veeg: vèeg (Kanne) snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)] III-1-2
snikken snakken: snakə (Kanne) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snottebel snotsbel: snotsbeͅl (Kanne) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snoeven: snouve (Kanne), snuitsen: snótse (Kanne) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuit snuits: snū.ts (Kanne) Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-9
snurken snurken: sn"rəkə (Kanne) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soepketel, waterketel marmiet: marmet (Kanne) soepketel, grote ketel III-2-1
soepterrine soepterrine: soptəren (Kanne) soepterrine III-2-1
soldaat soldaat: suldo:t (Kanne) soldaat [RND] III-3-1