33904 |
spat |
hardspat:
hatspǭt (Q188p Kanne)
|
Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j]
I-9
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spei̯jə (Q188p Kanne),
spɛiə (Q188p Kanne)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
Afl. kaarten: met de kaarten spelen.
koͅ:t (Q188p Kanne),
de kleuren: hatte, kemme, klaovere, sjöppe
de kaot (Q188p Kanne)
|
/ [SND (2006)] || Carte: speelkaart.
III-3-2
|
26505 |
speelman, klapspaan |
klopper:
klǫpǝr (Q188p Kanne)
|
Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159]
II-3
|
20287 |
speen |
fiep:
fip (Q188p Kanne)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (Q188p Kanne),
dø̄m (Q188p Kanne)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (Q188p Kanne)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
22592 |
spel |
spel:
e speel (Q188p Kanne)
|
het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
spaŋ (Q188p Kanne)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
26471 |
speling op de steenbus |
spel:
spē.l (Q188p Kanne)
|
[Vds 124; Jan 135; Coe 114; Grof 135]
II-3
|