22353 |
blindemannetje spelen |
blindemannetje:
blènnemenneke spele (Q188p Kanne)
|
het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17683 |
bloed |
bloed:
blöt (Q188p Kanne)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17684 |
bloedwei |
water:
wōͅtər (Q188p Kanne),
wei:
Zegslied (2).
waej (Q188p Kanne)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)] || Waterachtig vocht van het bloed (water, wee/wei) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloedweūs (Q188p Kanne),
blōtwy(3)̄ø.s (Q188p Kanne)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
bløi̯ǝ (Q188p Kanne)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (Q188p Kanne),
blǫ.m (Q188p Kanne)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.]
II-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blomə (Q188p Kanne)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
19646 |
bloemperk |
bedje:
beͅtšə (Q188p Kanne),
perkje:
peͅ.rəkskə (Q188p Kanne)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
26413 |
blok |
blok:
blǫk (Q188p Kanne)
|
Vierkant houten of stenen blok. In het midden ervan bevindt zich een holle stenen of metalen kom waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Zie ook afb. 75. Vanderspickken maakt een onderscheid tussen het blok buiten naast het molenrad (Vds 75) en het blok binnen in het molenhuis (Vds 88). Gezien het feit dat beide blokken dezelfde functie hebben, zijn de termen uit de twee artikelen in dit lemma bijeengeplaatst. [Vds 88]
II-3
|
26512 |
blokje |
blokje:
blø̜kskǝ (Q188p Kanne)
|
Het blokje hout dat tegen de speelman slaat en via een koord de bel in beweging brengt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbelɛ.' [Coe 146; Grof 171]
II-3
|