33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugelen:
vlø̄.gǝlǝ (Q188p Kanne)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlēgǝnęt (Q188p Kanne)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
/
vleger (Q188p Kanne),
waaier:
/
de wàèjer (Q188p Kanne),
de wàèjer oplaote (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne),
mv -s
de wàèjer (Q188p Kanne),
waaierd:
wèijert (Q188p Kanne)
|
/ [SND (2006)] || Een vlieger (kinderspeeltuig). [ZND 08 (1925)] || vlieger [SND (2006)]
III-3-2
|
24499 |
vlier |
vlierenboom:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flerboum (Q188p Kanne)
|
vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi.pəl (Q188p Kanne),
piepel (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne,
Q188p Kanne),
pīpəl (Q188p Kanne)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 08 (1925)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
32902 |
vloeistof in de slijpbus |
azijn:
a`zī.n (Q188p Kanne),
eetje:
ē̜tšǝ (Q188p Kanne)
|
Behalve in water, of ook urine (in L 371 opgegeven), werd de wetsteen vaak in azijn bewaard, om de vettigheid van de grond en van het slijpsel van de zeis of de zicht te houden; vaak werd de azijn dan aangelengd met water; dit geldt voor: azijn L 370, 419, Q9; edik Q 240, 152, 157a, 160, 161, 164, 166, Q 84, Q 155, 162, 163, 168, 168a, 182, 241, Q89; eetje Q 10, 171, 175, 423, 424, Q 8, 9, L 420, Q6. Soms stak men wat stro in de slijpbus opdat de steen dan wat steviger erin bleef zitten en niet onder het maaien uit de slijpbus viel. Voor P 176 en 220 werd nog opgegeven dat men op de steen spuwde. Naast de hieronder als lemma verwerkte opgaven voor "azijn" werd over de gewoonte om azijn te gebruiken nog gewag gemaakt in de plaatsen L 270, 291, 326, 425, 427, Q 7, 33, 34, 35, 93, 96, 99, 99*, 111*, 0112, 112a, 117a, 119, 163, 170, 178, 193, 197, 197a en 204a. [JG 1b, add.]
I-3
|
17937 |
vlug lopen |
hel lopen:
hä:l lōpə (Q188p Kanne),
vegen:
B.v. veg zo niet.
vēͅxə (Q188p Kanne)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
gang-op:
gāŋk ǫp (Q188p Kanne)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
(ze) gooit uit:
gyi̯t ūt (Q188p Kanne)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) stopjes:
stø̜pkǝs (Q188p Kanne)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|