22432 |
feesten |
feesten:
feeste (Q188p Kanne),
feestvieren:
fees viêre (Q188p Kanne)
|
een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21262 |
fietser (add.) |
wielrenner:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.
(wiel)renner (Q188p Kanne)
|
wielrenner
III-3-1
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fīn (Q188p Kanne)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
34242 |
filter in de melkzeef |
roomdoek:
rumdōk (Q188p Kanne)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
30800 |
flank |
flank:
flā.ŋk (Q188p Kanne)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
20838 |
flauw |
weps:
wɛps (Q188p Kanne)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flaauw (Q188p Kanne),
kwalijk vallen:
koêlek (Q188p Kanne),
kwalijk worden:
koelik worden (Q188p Kanne)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18021 |
fluim |
fluim:
Een kwaa-etsj is een grotere fluim.
fluim (Q188p Kanne),
kwats:
Vulgair.
kwaa-etsj (Q188p Kanne)
|
fluim [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
uitgooien:
ūtgūi̯jə (Q188p Kanne)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
vlūr (Q188p Kanne)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|