20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətrówdə vrów (Q188p Kanne)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
getuige zijn:
getöjge ziên (Q188p Kanne)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
tuigen:
tuige (Q188p Kanne)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prizon (Q188p Kanne)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
faèade:
fasāt (Q188p Kanne)
|
voorgevel van het huis
III-2-1
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (Q188p Kanne)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
dood:
doĕd (Q188p Kanne)
|
in die vinger heb ik geen gevoel; hij is helemaal ... [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
19381 |
gewelf |
boog:
bǭx (Q188p Kanne),
gewelf:
gǝwɛlǝf (Q188p Kanne)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
26649 |
gewichten |
gewichten:
gǝwextǝ (Q188p Kanne),
gǝwęxtǝ (Q188p Kanne)
|
De gewichten van de bascule moesten jaarlijks geijkt worden door een overheidsfunctionaris. Zie ook het lemma ɛijkenɛ. Elke molenaar had gewichten van 20, 10, 5, 2, 1 en 0,5 kg.' [Coe 261; Grof 286]
II-3
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜rǝx (Q188p Kanne)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|