24987 |
glad, glijdend |
glad:
glad (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
19386 |
glazenkast |
buffet:
bəfɛ̝t (Q188p Kanne)
|
buffetkast
III-2-1
|
17626 |
glazuur |
glazuur:
Zegslieden (1) en (2).
glazuur (Q188p Kanne)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
26355 |
gleuf |
gleuf:
glø.f (Q188p Kanne)
|
De groef in de sluisstijlen waarin de sluisdeuren passen. De deuren van de maalsluis dalen in het algemeen schuin naar beneden, terwijl de deuren van de wendsluis gewoonlijk loodrecht tegen de T-vormige sluisstijlen op en neer kunnen bewegen. De woordtypen rabat (P 53, P 57, P 58), winkelhaak (P 50) en lat (Q 83) zijn specifiek van toepassing op de T-vormige uitsparing in de sluisstijlen van de wendsluis. [Vds 51; Jan 45; Coe 33; Grof 54]
II-3
|
22376 |
glijbaan |
schijvel:
sjiêvel (Q188p Kanne),
/
de sjiêvel, (-e)/(-s) (Q188p Kanne),
schievel (Q188p Kanne),
mv -s
de sjiêvel (Q188p Kanne),
schuifaf:
/
schuif oaf (Q188p Kanne)
|
/ [SND (2006)] || glijbaan [SND (2006)] || het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
schrikkelen:
sjrigelen (Q188p Kanne),
šregələ (Q188p Kanne),
šrigələ (Q188p Kanne)
|
hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] || slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
vuurbeestje:
vuurbieske (Q188p Kanne, ...
Q188p Kanne)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
19611 |
gloeilamp |
ampoule (fr.):
ampul (Q188p Kanne)
|
gloeilamp
III-2-1
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
salon:
salon (Q188p Kanne)
|
salon
III-2-1
|
19102 |
goedheid |
goedheid:
ook materiaal znd 24, 20
goodheit (Q188p Kanne),
goodhèt (Q188p Kanne),
goedigheid:
ook materiaal znd 24, 20
gooi-igheit (Q188p Kanne),
gooi-ighèt (Q188p Kanne)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|