e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kanne

Overzicht

Gevonden: 2364
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groot geploegd middendeel geploegd land: gǝplōx Iãnt (Kanne) Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a] I-1
groot kamrad kamrad: kāmprǭ.t (Kanne), rad op de boom: rǭ.t ǫp˱ dǝ bǭ.m (Kanne) Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26] II-3
groot voorploegwiel voorrad: [voor]rǭ.t (Kanne) Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c] I-1
grote boerderij winning: weneŋ (Kanne) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote knikker kogel: kogel (Kanne), grote ijzeren knikker  kogel (Kanne) Grosser Wurfmurmel. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote knikker: glazen knikker glazen huif: glazen huif (Kanne) Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote trom dikke trom: de dikke trom (Kanne), Sub caisse: naast "dikke trom".  dikke trom (Kanne), grosse caisse (fr.): Sub caisse; naast "dikke trom".  grosse kɛ:s (Kanne), Verouderd.  de gros kèès (Kanne) [Grosse caisse: dikke trom]. || een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] III-3-2
grote trom met bekkens dikke trom: de dikke trom (Kanne) een grote trom met bekkens [djingel] [N 112 (2006)] III-3-2
grove stem grove stem: ⁄n groaf stəm (Kanne) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit, schalk grappenmaker: grappemèker (Kanne) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4