| 18605 |
balein |
balein:
bəleͅ`n (L316p Kaulille)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 33431 |
balken onder de verhoogde tasruimte |
schuurhouter:
[schuur]hō̜u̯tǝr (L316p Kaulille)
|
De balken die de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer dragen. Zie de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70b]
I-6
|
| 33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
schelf(t)houter:
sxęlǝfthǫu̯.tǝr (L316p Kaulille)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
| 20695 |
balkenbrij |
kruipuit:
kroubū.t (L316p Kaulille)
|
balkenbrij [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
| 22707 |
balletje bij het bikkelen |
balletje:
beͅləkə (L316p Kaulille)
|
Het balletje of de knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
| 34084 |
banden |
banden:
bē̜n (L316p Kaulille)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
| 18322 |
bandschort met borststuk |
scholk:
sXolək (L316p Kaulille)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21633 |
bankbiljet |
briefje:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēfkə (L316p Kaulille)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 20181 |
barensweeën |
ween:
weeje (L316p Kaulille)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
| 18613 |
baret |
baret (<fr.):
bəret (L316p Kaulille)
|
baret [flat, floets] [N 25 (1964)]
III-1-3
|