24185 |
klapekster |
klapekster:
klapeͅkstər (L316p Kaulille)
|
klapekster (24 lijkt wel op de ekster [073] maar heeft meer grijs, is kleiner; erg zeldzaam, nu alleen nog op sommige heivelden; hele jaar hier; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23181 |
klappertje |
kermoesje:
k`rmoske (L316p Kaulille)
|
Klappertje in speelgoedgeweer.
III-3-2
|
23183 |
klappertjesgeweer |
hondsverschrikker:
[Met afbeelding].
hónsv`schrikk`r (L316p Kaulille)
|
Speelgoedgeweer.
III-3-2
|
17957 |
klauteren |
klefferen:
klefferen (L316p Kaulille),
klimmen:
klimmen (L316p Kaulille),
kruipen:
kroepen (L316p Kaulille)
|
Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
kliǝvǝr (L316p Kaulille)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
klieëv`re (L316p Kaulille)
|
(Kaarttermen): Klaveren.
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
klerage:
klierazjie (L316p Kaulille),
kleren:
klīr (L316p Kaulille),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
klīr (L316p Kaulille),
klītjə (L316p Kaulille)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
kleerborstel:
’n klierborstel (L316p Kaulille)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19677 |
kleerkast |
kleerkast:
kleerkast (L316p Kaulille),
klīrkas (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klīrmākǝr (L316p Kaulille)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|