32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (L316p Kaulille),
zeikkraan:
[zeik]krān (L316p Kaulille)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
26549 |
kraanarm |
lichtbalk:
lix˱balǝk (L316p Kaulille)
|
De horizontale balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20c]
II-3
|
26548 |
kraanboom |
hefbalk:
høf˱balǝk (L316p Kaulille)
|
De rechtopstaande balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20b]
II-3
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (L316p Kaulille),
krūnəkrān (L316p Kaulille),
(geen fon doc.)
kroenekraan (L316p Kaulille)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
dabbe (L316p Kaulille),
kretsen:
kretse (L316p Kaulille),
ontvellen:
ontvɛlǝn (L316p Kaulille)
|
Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] || Zijn hoofd krabben tegen de jeuk (dabben, kretsen, kratsen). [N 109 (2001)]
II-1, III-1-2
|
25404 |
krabber |
toot:
tut (L316p Kaulille)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
21340 |
kramer |
kramer:
⁄n kruimer (L316p Kaulille),
die de deuren afgaat
kraomer (L316p Kaulille),
staat op kermissen met een kraam snoep of...
⁄n kroahner (L316p Kaulille)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
24197 |
kramsvogel |
kramskluister:
vocalisme?
kramskly(3)̄stər (L316p Kaulille)
|
kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gazèt (L316p Kaulille)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
kreeft (L316p Kaulille)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|