e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lemen knikker frotshuif: frótshuûf (Kaulille) Lemen knikker. III-3-2
lemmer mes: mɛs (Kaulille) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lemmerbanden ijzeren banden: izǝrǝ bɛ̄n (Kaulille) De metalen banden die om de lemmers en dammen heen zijn bevestigd. Zie ook de lemmata ɛlemmersɛ en ɛdammenɛ.' [N O, 10m] II-3
lemmers stalen schuiven: stǭlǝ sxø̜vǝ (Kaulille) Lange metalen plaatjes die in de hals van de molenas ter versteviging zijn ingewerkt. Zie ook afb. 46. [N O, 10k] II-3
lendenen en kuil lenden: lɛn (Kaulille), miltkuil(en): mēltkul (Kaulille) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: liene (Kaulille) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
lenig gezwak: g`zwak (Kaulille) Lenig (zwak, gezwank, lips). [N 109 (2001)] III-1-1
lente, voorjaar voorjaar: veurjaor (Kaulille) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel fijne, een -: fiene (Kaulille) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
lepel lepel: lepel (Kaulille), lepəl (Kaulille), leupel (Kaulille), lippel (Kaulille, ... ), luppel (Kaulille) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1