25465 |
lepel waarmee men de darmen schoonmaakt |
lepel:
lɛpǝl (L316p Kaulille)
|
Met een lepel o.a. schrabt men het vuil van de binnenste buiten gekeerde darm. [N 28, 118; monogr.]
II-1
|
19556 |
lepelrek |
lepelrek:
lepəlreͅk (L316p Kaulille)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18340 |
leren beenkap |
get:
geͅtə (L316p Kaulille)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
beurs:
bø̄rs (L316p Kaulille)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
det is een leugen (L316p Kaulille),
tes n leugen (L316p Kaulille)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21554 |
leugen / gelogen |
gelogen (volt.deelw.):
das gelogen (L316p Kaulille),
de ’s gelogen (L316p Kaulille),
dès geloge (L316p Kaulille)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
ligstoel:
lexstōl (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
zetel:
zēͅtəl (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
bedelaar:
bèdeleer (L316p Kaulille),
büədelër (L316p Kaulille),
leurder:
leurder (L316p Kaulille),
ps. omgespeld volgens Frings.
l"rdər (L316p Kaulille)
|
een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
op commerce (fr.) gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅp komeͅrs gōͅən (L316p Kaulille)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20198 |
leven |
leven:
znd 34, 82a;
leive (L316p Kaulille),
lèven (L316p Kaulille)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|