21364 |
ruw, hard |
ruw:
das ne rouwe kerel (L316p Kaulille),
dat is `ne roewe Charel (L316p Kaulille),
dè is `ne roewe kèrel (L316p Kaulille),
et is ne roewe kerel (L316p Kaulille)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
29731 |
ruwe stenen |
blekers:
blī̄kǝrs (L316p Kaulille),
zonnebakkers:
zonǝbɛkǝrs (L316p Kaulille)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21291 |
ruzie maken |
ruzie maken:
ruzie maken (L316p Kaulille),
ze zeen weer aan ⁄t ruzie maken (L316p Kaulille),
ze zeen wir aan⁄t ruzie moaken (L316p Kaulille)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21547 |
ruïneren |
iemand alles ontnemen:
iemand alles ontnemen (L316p Kaulille),
iemand kapot maken:
iemand kapot maken (L316p Kaulille),
vernielen:
vernielen (L316p Kaulille),
verruneren (<fr.):
verenneveeren (L316p Kaulille)
|
woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
heilige sacramentsprocessie (<lat.):
H Sacramentsprocessie (L316p Kaulille),
H. Sacramentsprocessie (L316p Kaulille),
sacramentsprocessie (<lat.):
sacrementsprecessie (L316p Kaulille)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
28591 |
salpeterlap |
nieterkaart:
nitǝrkã.rt (L316p Kaulille)
|
Lap gedrenkt in een waterige oplossing van salpeter of nitraatzout. Hiermee bedwelmt men tijdelijk de bijen, zodat men bepaalde handelingen kan verrichten zonder gestoken te worden. Volgens de informant uit L 330 wordt deze lap daar en in de omgeving reeds lang niet meer gebruikt. In plaats van een lap of vod gebruikt men ook een kaart of papier. [N 63, 77b]
II-6
|
21571 |
salueren |
aanslaan:
de soldàten motten aanslaen (L316p Kaulille),
salueren (<fr.):
salueeren (L316p Kaulille)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
aan een zeil trekken:
di twie trekken an ie zeël (L316p Kaulille),
die twee trekken aan een zeël (L316p Kaulille),
gelijkdoen:
di twie don geliek (L316p Kaulille),
die twee doon geliek (L316p Kaulille),
gelijklopen:
die twee loepen geliek (L316p Kaulille),
gelijkspannen:
die twiè spannen gelièk (L316p Kaulille)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandāl (L316p Kaulille)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21028 |
saus |
saus:
sàws (L316p Kaulille)
|
saus [RND]
III-2-3
|