34117 |
scrotum |
zak:
zak (L316p Kaulille)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L316p Kaulille)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅ.ldəri (L316p Kaulille)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
meiblome (L316p Kaulille)
|
I-7
|
21256 |
servituut |
landweg:
een landweeg (L316p Kaulille),
servituutweg:
ine servituudweeg (L316p Kaulille),
veldweggetje:
veldweegske (L316p Kaulille)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
sigaar (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille),
#NAME?
sigər (L316p Kaulille)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijsje:
seͅiskə (L316p Kaulille)
|
sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28694 |
sikkel |
sikkel:
sekǝl (L316p Kaulille),
zekel:
zē.kǝl (L316p Kaulille)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsien (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille,
L316p Kaulille)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
zadelriem:
zālrēm (L316p Kaulille)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|