e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwman sneeuwman: Verkl. snuuëwmennke.  snuuëma:n (Kaulille) Sneeuwman. III-3-2
sneeuwx sneeuw: snijw (Kaulille), snīēw (Kaulille) sneeuw [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
sneltrein expres (<fr.): ⁄n expres (Kaulille, ... ) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snijwonde snee: sneij (Kaulille) Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)] III-1-2
snor sprinkhaanrietzangertje: spreŋkhānritsaŋərkə (Kaulille) sprinkhaanrietzanger / snor (12,5 / 14 zeer verborgen levend in riet en struiken; alleen krekelachtig snorrend geluid is te horen; een soort leeft in hoogveen-, de andere in laagveenmoerasjes [N 09 (1961)] III-4-1
snorrepijp snor: snor (Kaulille, ... ) (Kinderspelen): Speelgoed gemaakt van een snoer met ofwel een beentje uit een varkenspoot, een stukje hout of een knoop aan bevestigd. Door het in een draaiende beweging te brengen maakt dit een zoemend (snorrend) geluid. || het zelfgemaakte speelgoed bestaande uit een stukje karton of een dun plankje dat de kinderen snel ronddraaien en dat een snorrend geluid kan maken [snorrebot, hor, snorrepijp] [N 112 (2006)] III-3-2
snot snot: snot (Kaulille) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snottebel snotterbel: snōtt`rbel (Kaulille) Snottebel (snotkoek, koetneus). [N 109 (2001)] III-1-2
snotteren snotteren: snoo:tere (Kaulille) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuit snuit: dikke snoe:t (Kaulille, ... ), lange snoet (Kaulille, ... ), snoe:t (Kaulille), snū.t (Kaulille), snūt (Kaulille) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)] || Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1