e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van katoen geven buzze geven, kemp,: aowiètten (Kaulille), er wat achter zètten (Kaulille), gaas geven (Kaulille), katoen geven (Kaulille), ketoen gèven (Kaulille), we moeten door geven (Kaulille) welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)] III-1-4
van veren wisselen ruizelen: ry.zǝlǝn (Kaulille), ryzǝlǝ (Kaulille), rȳsǝlǝn (Kaulille) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vang praam: prōm (Kaulille), vang: vaŋ (Kaulille) Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.] II-3
vangbalk vangbalk: vaŋbalǝk (Kaulille) De zware balk die de vang aantrekt. De vangbalk is met één uiteinde aan de vangezel bevestigd, terwijl het andere einde los hangt en op en neer kan bewegen. In de buurt van het vaste einde is de balk door middel van het lange sabelijzer met het sabelstuk van de vang verbonden. Zie ook afb. 51.4 en 53. [N O, 12l; A 42A, 80; monogr.] II-3
vangen vangen: vangen (Kaulille, ... ) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
vanger bij krijgertje spelen vanger: vang`r (Kaulille) de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)] III-3-2
vangketting vangketting: vaŋkęteŋ (Kaulille) De ketting aan de vangstok waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. [N O, 12q; A 42A, 85] II-3
vangtouw vangkoord: vaŋkōrt (Kaulille) Het touw aan de vangstok, waarmee men vanaf de grond of de stelling de vang kan bedienen. Zie ook afb. 51.9. [N O, 12q; N O, 12t; A 42A, 85; monogr.] II-3
vangwiel vangwiel: vaŋwil (Kaulille) Het grootste aswiel in een molen met twee aswielen. Om het vangwiel is de reminrichting van de molen bevestigd. [N O, 11b; Sche 38; A 42A, 79; A 42A, 8] II-3
vanzelfsprekend gewoon: da is hieel gewoeen (Kaulille), natuurlijk: de ’s nateurlik (Kaulille), des nateurlik (Kaulille), zeker: dat is toch zekker (Kaulille), dès zikker (Kaulille) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4