20124 |
vrouwelijke kat |
kat:
kat (L316p Kaulille),
moerkat:
moerkat (L316p Kaulille),
mōrkát (L316p Kaulille)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (L316p Kaulille),
hęn (L316p Kaulille)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vroͅuwəklīr (L316p Kaulille)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18587 |
vrouwenonderhemd |
vrouwluihemd:
Damesonderhemd.
vrölliehumme (L316p Kaulille)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemd:
vrèùlihem (L316p Kaulille)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
tocht (L316p Kaulille),
toot (L316p Kaulille),
tuis:
toəs (L316p Kaulille)
|
hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (L316p Kaulille)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
22342 |
vuistslag op de rug |
dof:
dōf gae:ve (L316p Kaulille),
domp:
domp (L316p Kaulille),
tok:
tok (L316p Kaulille)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] || Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-3-2
|
26242 |
vulstukken, wiggen |
spieën/spijen:
spijǝ (L316p Kaulille)
|
De stukken hout waarmee de ruimte tussen de molenas en de kruisarmen wordt opgevuld. Zie ook afb. 50. [N O, 11g; A 42A, 10; N O, 11h]
II-3
|
19543 |
vuurslag |
vuurslager:
vø̄rslēͅjər (L316p Kaulille)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|