24276 |
wielewaal |
gele wielewaal:
gèle wielewaol (L316p Kaulille),
wielewaal:
wiləwal (L316p Kaulille)
|
wielewaal [ZND 43 (1943)] || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18152 |
wijdbeens lopen |
breed van spoor zijn:
brieeëd van spoo:r zeeën (L316p Kaulille)
|
Met de benen ver uiteen lopen (wijd uiteen, breed spoor, wijdbeens). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kəbaŋ (L316p Kaulille)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (L316p Kaulille)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijnazijn:
wienazien (L316p Kaulille)
|
wijnazijn [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34146 |
wild |
wild:
wēlt (L316p Kaulille)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
24277 |
wilde eend |
wilde eend:
wel ēnt (L316p Kaulille)
|
eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
wilde gans:
wel gans (L316p Kaulille)
|
gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
varkenshaar:
verr`k`shaor (L316p Kaulille)
|
Wilde hoofdharen (struivelen, duivelshaar, varkenshaar). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wel [koe] (L316p Kaulille)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|