e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
briesen spruisen: sprū.sǝn (Kaulille) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: brøi̯ǝn (Kaulille), brø̄i̯ǝn (Kaulille) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren brok: brǫk (Kaulille), klokhen: klǫkhen (Kaulille) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broedhen broedheks: brȳi̯hɛks (Kaulille) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden broeier: bryi̯ǝr (Kaulille) [N 19, 43b] I-12
broeien schouwen: sxǫwǝn (Kaulille) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek: algemeen boks: boks (Kaulille, ... ) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekspijp bokspijp: (boks)pipə (Kaulille) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem band: bānt (Kaulille), beͅntə (Kaulille), boksenband: boksebaant veur zɛn boks op te hauwen (Kaulille), riem: rēm (Kaulille) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3
broekzak achter achterste tas: aXtərstə teͅs (Kaulille) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3