e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brulziekte brul: brøl (Kaulille) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal astrant: he is astraant (Kaulille), he is astrant (Kaulille), hij is astrant (Kaulille), hè is erg astrant (Kaulille) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bijs: bies (Kaulille) bui, regen [ZND 01 (1922)] III-4-4
buik buik: boek (Kaulille), pens: pɛ.ns (Kaulille) de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) fak: fak (Kaulille), pens: pe:ns (Kaulille) Spotbenamingen voor de buik [N 109 (2001)] III-1-1
buikpijn buikpijn: boekpein (Kaulille), boekpien (Kaulille, ... ) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buil op het hoofd bult: beult (Kaulille), bult (Kaulille), knobbel: knobbəl (Kaulille), knobel (Kaulille) een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)] III-1-2
buitenborst buitenborst: butǝbǫrst (Kaulille) De buitenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1f] II-3
buitendeurtje van het varkenshok buitendeurtje: butǝdø̜rkǝ (Kaulille) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6
buitenechtelijk kind basterd: 1a-m; 21, 02;  bastert (Kaulille) bastaard [ZND 01 (1922)] III-2-2