34196 |
brulziekte |
brul:
brøl (L316p Kaulille)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
21573 |
brutaal |
astrant:
he is astraant (L316p Kaulille),
he is astrant (L316p Kaulille),
hij is astrant (L316p Kaulille),
hè is erg astrant (L316p Kaulille)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
bies (L316p Kaulille)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boek (L316p Kaulille),
pens:
pɛ.ns (L316p Kaulille)
|
de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
fak:
fak (L316p Kaulille),
pens:
pe:ns (L316p Kaulille)
|
Spotbenamingen voor de buik [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boekpein (L316p Kaulille),
boekpien (L316p Kaulille, ...
L316p Kaulille)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
bult:
beult (L316p Kaulille),
bult (L316p Kaulille),
knobbel:
knobbəl (L316p Kaulille),
knobel (L316p Kaulille)
|
een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
26143 |
buitenborst |
buitenborst:
butǝbǫrst (L316p Kaulille)
|
De buitenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1f]
II-3
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
buitendeurtje:
butǝdø̜rkǝ (L316p Kaulille)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
basterd:
1a-m; 21, 02;
bastert (L316p Kaulille)
|
bastaard [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|