32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
aantreden:
ān[treden] (L316p Kaulille)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
22772 |
de helft vragen |
ik moet de helft hebben:
ik moet de halft hemmen (L316p Kaulille)
|
Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opkippen:
ǫpkepǝ (L316p Kaulille)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
25396 |
de huid doorsnijden |
schurpen:
sxūrpǝn (L316p Kaulille)
|
De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.]
II-1
|
25401 |
de huid oprollen |
vel bijeendoen:
vɛl bī īndōn (L316p Kaulille)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
höffe (L316p Kaulille)
|
(Kaarttermen): Een aantal kaarten van de stapel nemen voordat ze gedeeld worden.
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
gae:ve (L316p Kaulille)
|
(Kaarttermen): Speelkaarten ronddelen.
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
schieten:
scheete (L316p Kaulille),
schudden:
schudden (L316p Kaulille),
schödde (L316p Kaulille),
stapelen:
[sic; evenwel niet in Kaulille Wb.]
steppelen (L316p Kaulille),
versteken:
de kaart goot verstèke (L316p Kaulille)
|
(Kaarttermen): Kaarten schudden. || Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34632 |
de kar wipt |
kwikkelen:
kwekǝlǝ (L316p Kaulille)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgraven:
kē̜ldǝr ut˲grāvǝ (L316p Kaulille),
kē̜ldǝr ūt˲grāvǝ (L316p Kaulille)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|