23290 |
de roepen krijgen |
hun roep gehad hebben:
ze hebben hunne roop al gehad (L316p Kaulille)
|
Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
23291 |
de roepen krijgen add. |
verliefd:
verleefd (L316p Kaulille)
|
Wat zegt men van de verloofden als hun huwelijk in de zondagsmis is afgekondigd? Ze zijn al eens ..., al twee keer ... [ZND 41 (1943)]
III-3-3
|
25381 |
de slokdarm afsluiten |
knoop inleggen:
knup inlegǝn (L316p Kaulille)
|
Om te verhinderen dat de inhoud van maag en slokdarm het vlees verontreinigt, legt men meestal een knoop in de slokdarm. Omdat een knoop gemakkelijk uit de glibberige slokdarm glijdt, laat men er vaak het uiteinde van de dikke en vrij stugge luchtpijp aan vastzitten. Als men nu de knoop in de slokdarm legt, wordt terugglijden voorkomen door het stuk luchtpijp: dit kan immers niet door de lussen van de knoop glijden, omdat het daarvoor te groot en te weinig buigzaam is. Men sluit de slokdarm ook wel af door er een doek of iets dergelijks in te duwen of een touwtje rond het einde ervan te binden. Voor de slacht krijgt het dier ongeveer anderhalve dag geen voer om te voorkomen dat de maag en darmen te vol met vuil zijn. [N 28, 77]
II-1
|
34273 |
de stal uitmesten |
afdoen:
ā.vdō.n (L316p Kaulille)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
stoepe hemme (L316p Kaulille)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
put:
pøͅt (L316p Kaulille),
rug:
røͅx (L316p Kaulille),
steun:
stø͂ͅn (L316p Kaulille)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
19640 |
de was blauwen |
blauwselen:
blau̯sələ (L316p Kaulille)
|
blauwen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
blijken (L316p Kaulille)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
drī.vǝ (L316p Kaulille)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
deeg:
dijg (L316p Kaulille)
|
zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|