e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogte droogte: dreixt (Kaulille), dreucht (Kaulille), dreuicht (Kaulille), droegte (Kaulille), druuëgte (Kaulille) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
druilerig en koud weer nat (weer): naät (Kaulille), naät wèr (Kaulille) kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Kaulille, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen bedrijvig zijn: b`drievig zeeën (Kaulille) Bedrijvig heen en weer lopen (rondridderen, -rennen, rettereren). [N 109 (2001)] III-1-2
druppel druppel: druppel (Kaulille, ... ) druppel (water) [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
druppen, druppelen druppen: druppen (Kaulille), drŭppen (Kaulille), lekken: leken (Kaulille, ... ) druppen (door het dak druipen, regenen) [ZND 23 (1937)] || druppen (door het dak regenen) [ZND 01 (1922)] III-4-4
dubbele pik pioche: pīos (Kaulille) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
dubbeltje dubbeltje: ps. omgespeld volgens Frings.  døͅbəlkə (Kaulille) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: doef (Kaulille, ... ), doeven hauwen ... (Kaulille), en doef (Kaulille), Pl. [du.ve]  duf (Kaulille) (Vogels): Duif. || duif [GTRP (1980-1995)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)] || Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Kaulille, ... ) duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] III-4-1