e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
egtanden eggetanden: (sg ęgǝtã.nt)  ęgǝtɛ̄n (Kaulille) Oude houten eggen hadden houten tanden. Ze waren schuin in het raam aangebracht, meestal in de hoofdbalken. Bij de driehoekige eg wezen ze in de richting van het verbindingspunt van de beide hoofdbalken. Bij een vierhoekige eg stonden de tanden naar één van de hoeken gericht. Een houten eg die als onkruideg gebruikt werd, was vaak van ijzeren tanden voorzien. Een ijzeren eg heeft steeds ijzeren tanden. In dit lemma zijn achter de (meervoudige) varianten of achter de plaatsnummers ook opgaven in de enkelvoudsvorm vermeld. [JG 1a + 1b; N 11, 68; N 11A, 155d + e; monogr.] I-2
ei zonder schaal liesei: lēsęi̯ (Kaulille), windei: wēntęi̯ (Kaulille) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eieren uithalen rapen: rāpǝ (Kaulille), uithalen: ūthālǝ (Kaulille) De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35] I-12
eierkoek eierenkoek: eierenkook (Kaulille), eierkoek: eierkoek (Kaulille) eierkoek [ZND 34 (1940)] III-2-3
eik eik: eik (Kaulille), ɛi̯k (Kaulille), eikenboom: eikeboeəm (Kaulille), oo gaat naar oe e  eikeboom (Kaulille) eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: eekel (Kaulille), eikel (Kaulille), iekel (Kaulille), iəkələ (Kaulille), -  iekelen (Kaulille) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)] III-4-3
eindbord windplank: wintplaŋk (Kaulille  [(meervoud: wintplɛŋk)']  ) Het windbord dat zich aan de top van de wiek bevindt. [N O, 4b] II-3
einde, wiek roede: ruj (Kaulille  [(meervoud: rudǝ)]  ) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
ekster ekster: ekster (Kaulille), eͅkstər (Kaulille) ekster [ZND 39 (1942)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] III-4-1
eksteroog ekstersoog: ekstersoog (Kaulille) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2