e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kaulille

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestdag van sint-maarten sint-maarten: sint marte (Kaulille), sint merten (Kaulille), sinte-maarten: sinte marten (Kaulille) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-3
feesten feesten: fieëste (Kaulille) een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)] III-3-2
fiets fiets: ⁄n fiets (Kaulille, ... ) Fiets. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fietser fietser: de twie fietsers krusen zich (Kaulille) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijne hagel fijne hagel: finə hàgəl (Kaulille) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijt fijt: fiet (Kaulille), oude grauw: den ouwe grauw (Kaulille) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
fitis fitis: fetes (Kaulille) fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)] III-4-1
flambouw flambouw (<fr.): ⁄n flambouw (Kaulille) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flank flank: fla.ŋk (Kaulille) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flauw flauw: fla:uw (Kaulille), flau:w (Kaulille), flauw (Kaulille), flouw (Kaulille) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3