e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biggenmand bak: bak (Keent) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] I-12
bijdehante vrouw; bijdehand betje bohei (rh.): Betje beheî (Keent), gevieft: gevief (Keent), gevieftj (Keent), qui-vive: kevief (Keent), vlug: vlök (Keent), vrij: vrieë (Keent) bijdehand || bijdehand meisje || vrijpostig, bijdehand III-1-4
bijkeuken, achterkeuken bijkeuken: bēi̯kyəkə (Keent) bijkeuken III-2-1
bijnaam bijnaam: beejnaam (Keent) bijnaam III-2-2
blad (alg.) blad: blaât (Keent) blad III-4-3
bladerdeeg schilferdeeg: schilferdeîg (Keent) bladerdeeg III-2-3
bladrozet van de paardebloem aardgal: mv.  aertgalle (Keent) suikerij, wilde III-4-3
blaffen bellen: beule (Keent), blaffen: blaffe (Keent) blaffen III-2-1
blaker blaker: blōͅkər (Keent) luchter III-2-1
blankvoorn, voorn geeloog: gaeloug (Keent), ruts: ruts (Keent) blankvoorn || voorn III-4-2