e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamppot met stokvis pratmoes: pratmoos (Keent) stamppot van stokvis met aardappelen, gestoofde groenten en aardappelmoes III-2-3
staven staven: stę̄f (Keent) De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83] II-3
steeg, steegje steeg, steegje: steegje (Keent) steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1
steen voor de inmaakpot moeskei: mōskeͅi̯ (Keent), moessteen: mōssteͅi̯.n (Keent) zware kei; de moosstein werd op het losse deksel van het zuurkoolvat gelegd om een constante druk op de zuurkool te krijgen III-2-1
steenbakkerij steenoven: stęj.nuǝvǝ (Keent) Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.] II-8
steenband band: (mv)  bɛnj (Keent) De ijzeren band om de loper. In sommige molens zijn aan de steenband de meeljagers bevestigd. Volgens de invuller uit l 246a werd ook rondom de ligger een ijzeren band geplaatst. [N O, 18r; Jan 164; Coe 149; Grof 177; A 42A, add.] II-3
steenkuip steenkuip: stęjnkȳp (Keent) De houten of eventueel metalen kuip om de molenstenen heen die verhindert dat het meel verstuift. De kuip rust op een houten voet, het ringhout, en wordt aan de bovenzijde afgedekt met een uit één of meer delen bestaand deksel. Zie ook afb. 81 en 82. De meervoudige opgaven wijzen er waarschijnlijk op dat de kuip in die plaatsen uit verschillende segmenten bestaat. Zie ook het lemma ɛkuipstukkenɛ.' [N O, 19a; A 42A, 36; N D, 13; Sche 50; Vds 144; Jan 151; Coe 132; Grof 153; monogr.; N D, 33 add.] II-3
steenuil steenuil: steînuul (Keent) steenuil III-4-1
steenzolder van de windmolen steenzolder: steenzolder (Keent) De verdieping van de windmolen waar zich de molenstenen bevinden. Zie ook het lemma ɛsteenzolder van de watermolenɛ.' [N O, 27a; A 42A, 1; monogr.] II-3
stellingmolen galerijmolen: galdǝręj[molen] (Keent) Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j] II-3