e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bodemmes bodemmes: būǝmmęs (Keent), zoolmes: zūǝlmęs (Keent) Licht gebogen, aan beide zijden snijdend mes met lange steel, dat met name wordt gebruikt om de ruw bewerkte bodem van de geheulde klomp bij te snijden en glad af te werken. Zie ook afb. 244. [N 97, 22; N 97, 25; A 29a, 8a-b; A 29a, 11a-b; Bakeman 9; monogr.] II-12
boeket bloemenstruis: bloômestroês (Keent), struis: stroês (Keent) ruiker III-4-3
boekweitdoppen klijen: klejǝ (Keent) Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.] II-3
boerenkool boerenmoes: booremoos (Keent), krulmoes: krôlmoos (Keent), slechte kool: slechte kuuël (Keent) boerenkool I-7
boerenwormkruid wormzaad: geneeskrachtig  wôrremzaot (Keent) wormkruid III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwallef (Keent) boerenzwaluw III-4-1
boertje, kleine boer boer: bōr (Keent) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
bok van het rijtuig bok: bōk (Keent) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: Verklw. bökkemske  bökkem (Keent) bokking III-2-3
bolderik steekneusje: oronaria tomentosa; sierplant met viltige bladeren  staeknaeske (Keent) prikneusje III-4-3