e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bom, spon spon: spon (Keent) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bombazijn bombazijn: bǫmǝzin (Keent) Sterk weefsel, thans van katoen, of met linnen ketting en katoenen inslag, aan de achterzijde geruwd, veel gebruikt voor voering, werkmansondergoed enz., vaak verward met pilo (Van Dale, pag. 402). [N 62, 93b; N 62, 89c; MW; monogr.] II-7
bonenkruid bonenkruid: boeënekroêt (Keent), bonenkruidje: boeënekruutje (Keent) bonenkruid || toekruid gebruikt bij het eten van tuinbonen, bonenkruid I-7, III-2-3
bonte kraai grijze kraai: gries krej (Keent) kraai, bonte — III-4-1
bood giftig: giftig (Keent) nijdig, kwaad III-1-4
boodschappenmand boodschappenmand: buǝtsxapǝmaŋ (Keent) Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.] II-12
boom (alg.) boom: boûm (Keent) boom III-4-3
boomgaard bongerd: bôngert (Keent) boomgaard I-7
boomkruiper boomlopertje: boumluiperke (Keent) boomkruiper III-4-1
boomleeuwerik heiliewerk: hejlieëwêrrek (Keent) boomleeuwerik III-4-1