24277 |
wilde eend |
eend:
aentj (L318a Keent)
|
eend
III-4-1
|
24557 |
wilg (alg.) |
wijde:
-
weeje (L318a Keent),
wijdenboom:
wi-jjeboûm (L318a Keent)
|
wilg || wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
kétje (L318a Keent)
|
katje, vruchtbeginsel ve wilgetak
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
wille (L318a Keent)
|
willen
III-1-4
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
WB. (meervoud: weendje; verkleinwoord: wintje).
weentj (L318a Keent)
|
wind
III-4-4
|
26176 |
windborden |
windkleppen:
wejntklępǝ (L318a Keent)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
trekachtig (weer):
trekechtig (L318a Keent)
|
koud, nat en winderig
III-4-4
|
26064 |
windluiken, waterdeuren |
weerdeurtjes:
wę̄rdø̄rkǝs (L318a Keent)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|