e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterkorf botermand: buǝtǝrmaŋ (Keent) Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
botervlootje boterpot: Verklw. boeëterpötje  boeëterpot (Keent, ... ), botervlootje: būətərvly(3)̄ətjə (Keent) botervloot || botervlootje III-2-1, III-2-3
bouwval keviep: kəvip (Keent), schevaak: sxəvā.k (Keent) bouwval || oud en bouwvallig bouwsel III-2-1
bovenlicht bovenlicht: buǝvǝlēxt (Keent), kopraam: kǫprām (Keent), spinnekop: spenǝkǫp (Keent) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenmate, hevig, zeer ontaard: óntaartj (Keent), ontiegelijk: óntieglik (Keent) buitengewoon, in hoge mate III-4-4
bovenring kruiring: krø̜jreŋk (Keent) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3
braadpan braadpan: brōͅtpan (Keent), kasserol: kəstroͅl (Keent) braadpan || kookpan, braadpan III-2-1
braak braak: brāk (Keent) Houten toestel om de vlas- en hennepstengels te kneuzen en de houtachtige delen, de scheven (zie het lemma ɛschevenɛ), grotendeels te verwijderen. Van jongere datum is een machine waarin, tussen in elkaar grijpende tandrollen, de houtachtige stengel van de plant in kleine stukjes wordt gebroken (Brouwers, pag. 93). Zie afb. 67.' [N 48, 16b; monogr.] II-7
braam braam: brǭm (Keent) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes braamberen: braombieër (Keent), bramelen: braômel (Keent) braambes III-4-3