e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eendekroos eendemoos: aendjemoos (Keent) eendekroos III-4-3
eenmaal geschoren schaap scheerling: sxē̜rleŋ (Keent) Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.] I-12
eer eer: ieër (Keent) eer III-1-4
eetlust fames: faames (Keent), fanes: Ich hep ¯ne gooje faanes  faa’nes (Keent) honger, trek III-2-3
egel stekelvarken: staekelvêrreke (Keent) egel III-4-2
eiermand eiermandje: ęjǝrmɛntjǝ (Keent) Mand om eieren in te vervoeren. [N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12
eigenwijs eigenwijs: eîgewiês (Keent) eigenwijs III-1-4
eik eik: eîk (Keent) eik III-4-3
eikel eikel: eikel (Keent) eikel III-4-3
einde, wiek roede: rōj (Keent) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3