e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haastig haastig: haostig (Keent) haastig III-1-4
hagelen hagelen: haachele (Keent) hagelen III-4-4
hakbord hakvlootje: hak˃vly(3)̄ətjə (Keent) hakbord voor vlees en groente III-2-1
hakhaak hakhaak: hakhǭk (Keent) Bodemhaak waarvan de schacht, het gedeelte tussen het snijdende deel en het handvat, in lengte kan variëren. De hakhaak wordt gebruikt om de hak van de klomp iets naar achteren uit te hollen zodat zij beter past rond de hiel van de voet. Zie ook afb. 246. [N 97, 24; A 29a, 10a; A 29a, 10c; monogr.] II-12
halssteen baansteen: bānstęjn (Keent) Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4] II-3
halve steen klezoortje: klɛts˱yrkǝ (Keent) Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.] II-8
ham, hesp hesp: Di-j hésp hingtj nog te ruîke inne schouw  hésp (Keent), hespenschink: hespeschînk (Keent) ham III-2-3
handig handig: hendjig (Keent) handig III-1-4
handvol handvol: hâmfel (Keent), (meervoud: hâmpels; verkleinwoord: hêmpelke).  hâmpel (Keent) handvol, zoveel als een hand vult III-4-4
hanebalk uilebalk: ȳ.lǝba.lǝk (Keent) De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.] II-9