e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Keent

Overzicht

Gevonden: 1396
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kropgat kropgat: krǫp˲gat (Keent) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruias, kruirad haspel: haspǝl (Keent) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruid (alg.) kruid: kroêt (Keent) kruid III-4-3
kruidenjenever elsbitter: soort brandewijn gestookt volgens geheim recept onder toevoeging van aftreksek van alsemplant. Een Limburgse specialiteit  aelsbitter (Keent) elsebitter III-2-3
kruien kruien: krøjǝ (Keent) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] II-3
kruiketting, kruitouw kruiketting: krøjkęteŋ (Keent) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruimel greumel: greûmel (Keent), Verklw.gruuëmelke  gruuëmel (Keent), gritseltje: uitsluitend verklw. D¯r zitte gridzelkes inne pap, mam; di-j lös ich neet  grid’zelke (Keent), kruimel: kruuëmel (Keent) kruimel || scherp korreltje, kruimeltje III-2-3
kruipalen kruipalen: krøjpø̜̄l (Keent) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruisbes kroenzel: kroónsel (Keent) kruisbes I-7
kuifleeuwerik kuifliewerk: koeflieëwêrrek (Keent) kuifleeuwerik III-4-1