26183 |
lijken |
luiken:
lø̜jkǝ (L318a Keent)
|
De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.]
II-3
|
20186 |
lijkstro |
rekstrooi:
rékstroeëj (L318a Keent),
wijpjes:
altijd mv."; "De kist werd vervoerd op een hoge kar zonder zijplanken. Het stro was bedoeld tegen het schommelen van de kist op de kar, want de wegen waren vroeger slecht
wiepkes (L318a Keent)
|
bosje stro waar de lijkkist op werd gezet || stro onder lijkkist
III-2-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝrža.nt (L318a Keent)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
24567 |
lijsterbes |
klijsterbeer:
-
kliesterbeere (L318a Keent),
lijsterbeer:
liêsterbieër (L318a Keent)
|
lijsterbes || lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
20725 |
limburgse kaas |
kaas:
Herfse, Limburgse kiës: kaas oorspronkelijk uit het land van Herve (België) Verklw. kieëske
kieës (L318a Keent),
stinkkaas:
stinkkieës (L318a Keent)
|
kaas || stinkkaas
III-2-3
|
24486 |
linde |
linde:
lîndje (L318a Keent)
|
linde
III-4-3
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (L318a Keent),
lijwand:
li.vǝntj (L318a Keent)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
19753 |
linnenkast |
lijnwaadkast:
lī.vəntjkast (L318a Keent)
|
linnenkast
III-2-1
|
24528 |
lisdodde |
duivelskauw:
duûvelskaw (L318a Keent)
|
lisdodde
III-4-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
lidteiken (L318a Keent)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|